Summary
Dutch to English: more detail...
- bond:
- binden:
-
Wiktionary:
- bond → confederation, federation, union, league, solemn pledge
- binden → tie, bind, tether
- binden → knot, bind, connect, join, tie, tie up, associate, fasten, link, squeeze, strech, wind up, rack, strain, stress, tense, tighten, oppress, pinch, squash, lock up, shut up, put away, stow, confine, enclose, condense, shake hands, keep, stay
English to Dutch: more detail...
-
bond:
- garantie; waarborg; cautie; onderpand; waarborgsom; borg; waarborging; pand; verbinding; relatie; link; verband; samenhang; liaison; connectie; aansluiting; band; binding; het gebonden zijn; gebondenheid; borgtocht; obligatie; bondgenootschap; liga; verbond; verdrag; federatie; akkoord; pact; bond; unie; securiteit; waardepapier; obligatielening; bankpost
-
Wiktionary:
- bond → binding
- bond → obligatie, aanplakken, agglutineren, doen samenkleven, samenplakken, verbinden, verband
Dutch
Detailed Translations for bond from Dutch to English
bond:
-
de bond (genootschap; vereniging; sociëteit; broederschap)
the association; the society; the fellowship; the union; the alliance; the coalition; the treaty; the pact -
de bond (alliantie; bondgenootschap; verbond)
-
de bond (statenbond; federatie; liga; unie)
-
de bond (pact; bondgenootschap; liga; verbond; verdrag; federatie; binding; akkoord; band; unie)
-
de bond (vereniging; soos; societiet; organisatie; unie; club; orde; gilde)
-
de bond (ambachtsgilde; vereniging; gilde; vakgenootschap; club; organisatie; orde; unie)
the association; the professional organization; the club; the corporation; the society; the union; the craft; the craft guild; the guild; the craft union; the professional organisation
Translation Matrix for bond:
Related Words for "bond":
Wiktionary Translations for bond:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bond | → confederation; federation | ↔ Bund — politisch: höchste Verwaltungsebene eines föderal gegliederten Staates |
• bond | → federation; union; confederation; league | ↔ Bund — politisch: eine Gruppe von souveränen Staaten, die sich für eine gemeinsame (Teil-)Politik zusammentun |
• bond | → solemn pledge | ↔ Bund — gegenseitige Verpflichtung von Gleichgesinnten |
• bond | → league; union | ↔ Bund — Recht: juristischer Zusammenschluss |
• bond | → federation | ↔ fédération — politique|fr groupement en un seul de plusieurs états dont chacun est régir par ses lois particulières. |
• bond | → league | ↔ ligue — confédération de plusieurs État, pour se défendre ou pour attaquer. |
bond form of binden:
Conjugations for binden:
o.t.t.
- bind
- bindt
- bindt
- binden
- binden
- binden
o.v.t.
- bond
- bond
- bond
- bonden
- bonden
- bonden
v.t.t.
- heb gebonden
- hebt gebonden
- heeft gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
v.v.t.
- had gebonden
- had gebonden
- had gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
o.t.t.t.
- zal binden
- zult binden
- zal binden
- zullen binden
- zullen binden
- zullen binden
o.v.t.t.
- zou binden
- zou binden
- zou binden
- zouden binden
- zouden binden
- zouden binden
diversen
- bind!
- bindt!
- gebonden
- bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for binden:
Related Definitions for "binden":
Wiktionary Translations for binden:
binden
Cross Translation:
verb
binden
-
vastmaken (evt. figuurlijk)
- binden → tie
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binden | → knot; bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• binden | → bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |
• binden | → squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |
English
Detailed Translations for bond from English to Dutch
bond:
-
the bond (guarantee; warranty; premises; pledge; surety; edifice; security; lot)
-
the bond (connection; association; relation; junction; liaison; relationship; link)
de verbinding; de relatie; de link; het verband; de samenhang; de liaison; de connectie; de aansluiting; de band -
the bond (link; binding; band; thickness)
-
the bond
-
the bond
-
the bond
-
the bond (pact; alliance; agreement; association; union; league)
-
the bond (caution money; security)
-
the bond (security)
het waardepapier -
the bond (bond loan)
-
the bond
– Lightweight paper commonly used for letterhead and other business publications. 2
Translation Matrix for bond:
Related Words for "bond":
Synonyms for "bond":
Related Definitions for "bond":
Wiktionary Translations for bond:
bond
Cross Translation:
noun
-
in chemistry, a link or force between neighbouring atoms in a molecule
- bond → binding
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bond | → obligatie | ↔ Anleihe — Finanzwirtschaft: verzinsliches Wertpapier; mit der begeben einer Anleihe borgen sich ein Unternehmen oder der Staat gegen Zahlung von Zinsen Geld von der Öffentlichkeit (statt es sich von Banken zu borgen) |
• bond | → aanplakken; agglutineren; doen samenkleven; samenplakken; verbinden | ↔ agglutiner — unir et mêler plusieurs substances de manière à en former une masse compacte. |
• bond | → verband | ↔ appareil — Architecture, maçonnerie |
Bond:
Translation Matrix for Bond:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | James Bond; Julian Bond |