Summary
Dutch
Detailed Translations for tronie from Dutch to English
tronie:
Translation Matrix for tronie:
Noun | Related Translations | Other Translations |
face | bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie | aangezicht; bek; facie; front; gelaat; gevel; gezicht; letterbeeld; muil; pui; smoel; smoelwerk; tater; vlak; voorgevel; voorkant; voorzijde; waffel |
mug | bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie | beker; coupe; drinkbeker; drinkglas; facie; glas; glazen pul; haarlijn; haarsnit; haarstijl; kopje; kroes; mok; pul |
phiz | bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie | |
phizog | bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie | |
trap | bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie | hinderlaag; karretje; trap; val; valkuil; valstrik; wagentje |
Verb | Related Translations | Other Translations |
face | confronteren; hoofd bieden; onder ogen zien; trotseren | |
mug | overvallen | |
trap | grijpen; klauwen; overlappen; pakken; vangen; vatten; verstrikken |