Summary
Dutch
Detailed Translations for uitmonsteren from Dutch to English
uitmonsteren:
-
uitmonsteren (zich tooien; kleden; zich kleden)
Conjugations for uitmonsteren:
o.t.t.
- monster uit
- monstert uit
- monstert uit
- monsteren uit
- monsteren uit
- monsteren uit
o.v.t.
- monsterde uit
- monsterde uit
- monsterde uit
- monsterden uit
- monsterden uit
- monsterden uit
v.t.t.
- ben uitgemonsterd
- bent uitgemonsterd
- is uitgemonsterd
- zijn uitgemonsterd
- zijn uitgemonsterd
- zijn uitgemonsterd
v.v.t.
- was uitgemonsterd
- was uitgemonsterd
- was uitgemonsterd
- waren uitgemonsterd
- waren uitgemonsterd
- waren uitgemonsterd
o.t.t.t.
- zal uitmonsteren
- zult uitmonsteren
- zal uitmonsteren
- zullen uitmonsteren
- zullen uitmonsteren
- zullen uitmonsteren
o.v.t.t.
- zou uitmonsteren
- zou uitmonsteren
- zou uitmonsteren
- zouden uitmonsteren
- zouden uitmonsteren
- zouden uitmonsteren
diversen
- monster uit!
- monstert uit!
- uitgemonsterd
- uitmonsterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitmonsteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dress | dracht; gewaad; japon; jurk; jurkje; kleding; kleren; livrei; robe; tenue; uitdossing; uniform; verwachting; zwangerschap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dress | kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien | aandoen; aankleden; aantrekken; afwerken; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren; zich aankleden |
fit up | kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien | |
get dressed | kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien | zich aankleden |