Summary
Dutch
Detailed Translations for in rekening brengen from Dutch to English
in rekening brengen:
in rekening brengen verb (breng in rekening, brengt in rekening, bracht in rekening, brachten in rekening, in rekening gebracht)
-
in rekening brengen (factureren)
Conjugations for in rekening brengen:
o.t.t.
- breng in rekening
- brengt in rekening
- brengt in rekening
- brengen in rekening
- brengen in rekening
- brengen in rekening
o.v.t.
- bracht in rekening
- bracht in rekening
- bracht in rekening
- brachten in rekening
- brachten in rekening
- brachten in rekening
v.t.t.
- heb in rekening gebracht
- hebt in rekening gebracht
- heeft in rekening gebracht
- hebben in rekening gebracht
- hebben in rekening gebracht
- hebben in rekening gebracht
v.v.t.
- had in rekening gebracht
- had in rekening gebracht
- had in rekening gebracht
- hadden in rekening gebracht
- hadden in rekening gebracht
- hadden in rekening gebracht
o.t.t.t.
- zal in rekening brengen
- zult in rekening brengen
- zal in rekening brengen
- zullen in rekening brengen
- zullen in rekening brengen
- zullen in rekening brengen
o.v.t.t.
- zou in rekening brengen
- zou in rekening brengen
- zou in rekening brengen
- zouden in rekening brengen
- zouden in rekening brengen
- zouden in rekening brengen
en verder
- is in rekening gebracht
- zijn in rekening gebracht
diversen
- breng in rekening!
- brengt in rekening!
- in rekening gebracht
- in rekening brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for in rekening brengen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bill | affiche; ankerlip; bod; cheque; factuur; lip; motie; nota; propositie; reclamebiljet; rekening; snavel; snebben; suggestie; vogelbek; voorstel; voorstel doen; wetsontwerp; wetsvoorstel | |
charge | aanklacht; beschuldiging; electrische lading; lading; proces verbaal; rapport; tenlastelegging; toeslag; verklaring | |
charging | in rekening brengen | laden |
invoice | factuur; nota; rekening | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bill | factureren; in rekening brengen | |
charge | factureren; in rekening brengen | aanklagen; beschuldigen; betichten; bevelen; casseren; chargeren; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; incrimineren; opdragen; overdrijven; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken; verordenen; verordonneren; voorschrijven |
invoice | factureren; in rekening brengen |
Wiktionary Translations for in rekening brengen:
in rekening brengen
Cross Translation:
verb
-
to bill
-
to charge or enter in a bill
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• in rekening brengen | → bill; invoice | ↔ fakturieren — Wirtschaft, Rechnungswesen: gelieferte Waren oder geleistete Dienste in Rechnung stellen; Waren berechnen |