Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. leidinggeven:
  2. leiding geven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for leiding geven from Dutch to English

leidinggeven:

leidinggeven verb (geef leiding, geeft leiding, gaf leiding, gaven leiding, leiding gegeven)

  1. leidinggeven (bevel voeren over; leiden; aanvoeren; commanderen)
    to preside; to take the lead; be in command of; to command; to order

Conjugations for leidinggeven:

o.t.t.
  1. geef leiding
  2. geeft leiding
  3. geeft leiding
  4. geven leiding
  5. geven leiding
  6. geven leiding
o.v.t.
  1. gaf leiding
  2. gaf leiding
  3. gaf leiding
  4. gaven leiding
  5. gaven leiding
  6. gaven leiding
v.t.t.
  1. heb leiding gegeven
  2. hebt leiding gegeven
  3. heeft leiding gegeven
  4. hebben leiding gegeven
  5. hebben leiding gegeven
  6. hebben leiding gegeven
v.v.t.
  1. had leiding gegeven
  2. had leiding gegeven
  3. had leiding gegeven
  4. hadden leiding gegeven
  5. hadden leiding gegeven
  6. hadden leiding gegeven
o.t.t.t.
  1. zal leidinggeven
  2. zult leidinggeven
  3. zal leidinggeven
  4. zullen leidinggeven
  5. zullen leidinggeven
  6. zullen leidinggeven
o.v.t.t.
  1. zou leidinggeven
  2. zou leidinggeven
  3. zou leidinggeven
  4. zouden leidinggeven
  5. zouden leidinggeven
  6. zouden leidinggeven
diversen
  1. geef leiding!
  2. geeft leiding!
  3. leiding gegeven
  4. leidinggevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

leidinggeven [znw.] noun

  1. leidinggeven (besturen)
    the directing; the leading

Translation Matrix for leidinggeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
command aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; autoriteit; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; leiding; macht; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
directing besturen; leidinggeven gidsing; sturing
leading besturen; leidinggeven aanvoeren; aanvoering; interlinie; leiding; regelafstand; voorgaan
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
VerbRelated TranslationsOther Translations
be in command of aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
command aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven aanvoeren; besturen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leiding geven; managen; opdragen; verordenen; verordonneren; voorzitten
order aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven aanrukken; afkondigen; bestellen; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; macht uitoefenen; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
preside aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
take the lead aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
leading aanvoerend; befaamd; dominant; eerste; geacht; gezaghebbend; hooggeplaatst; hooggezeten; leidend; maatgevend; prominent; toonaangevend; vooraan; vooraanstaand; vooraanstaande; voorin; voornaam; voorop

leiding geven:

leiding geven verb

  1. leiding geven (leiden; besturen; aanvoeren; voorzitten; managen)
    to lead; to preside; to direct; to command
    • lead verb (leads, led, leading)
    • preside verb (presides, presided, presiding)
    • direct verb (directs, directed, directing)
    • command verb (commands, commanded, commanding)

Translation Matrix for leiding geven:

NounRelated TranslationsOther Translations
command aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; autoriteit; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; leiding; macht; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
lead aanknopingspunt; aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; elektrische geleiding; geleiding; leiding; lood; naaiplombe; plombe; potentiële klant; sales lead; spoor; tip; vingerwenk; vingerwijzing; voorgaan; voorsprong; wenk
VerbRelated TranslationsOther Translations
command aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leidinggeven; opdragen; verordenen; verordonneren
direct aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten begeleiden; dirigeren; gebieden; gelasten; leiden; meevoeren; orkest dirigeren; regisseren; verwijzen; verwijzen naar; voeren; voorschrijven
lead aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten begeleiden; in goede banen leiden; leiden; loden; meevoeren; van loodglazuur voorzien; voeren
preside aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
ModifierRelated TranslationsOther Translations
direct directe; frontaal; klassikaal; openlijk; ronduit

Wiktionary Translations for leiding geven:


Cross Translation:
FromToVia
leiding geven to guide cornaquerdiriger.

Related Translations for leiding geven