Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afzwakken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afzwakken from Dutch to English

afzwakken:

afzwakken [znw.] noun

  1. afzwakken (verzwakken; verslappen)
    the subside; the weakening

Translation Matrix for afzwakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
subside afzwakken; verslappen; verzwakken
weakening afzwakken; verslappen; verzwakken achteruitgaan; afnemen; afzwakking; ontkrachting; verminderen in kracht; vermindering; verzwakking
VerbRelated TranslationsOther Translations
subside afglijden; aftakelen; afzakken; in elkaar zakken; ineenkrimpen; ineenschrompelen; invallen; inzakken; inzinken; luwen; schrompelen; tot bedaren komen; uitrazen; uitwoeden; verflauwen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegsterven; wegzakken; wegzinken; zakken in
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
weakening achteruitgaand; afnemend; vervallend; verzwakkend

Wiktionary Translations for afzwakken:

afzwakken