Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. onmacht:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onmacht from Dutch to English

onmacht:

onmacht [de ~] noun

  1. de onmacht (krachteloosheid; impotentie)
    the impotence; the powerlessness
  2. de onmacht (geen kracht hebben)
    the incapacity; the powerlessness

Translation Matrix for onmacht:

NounRelated TranslationsOther Translations
impotence impotentie; krachteloosheid; onmacht hulpeloosheid; machteloosheid; onvermogen
incapacity geen kracht hebben; onmacht incompetentie; onbekwaamheid; ongeschiktheid
powerlessness geen kracht hebben; impotentie; krachteloosheid; onmacht hulpeloosheid; machteloosheid; onvermogen

Wiktionary Translations for onmacht:


Cross Translation:
FromToVia
onmacht fainting spell; faint; dizziness; failure; giddiness; vertigo défaillanceperte momentanée des forces physiques accompagner souvent d’une perte de connaissance.