Noun | Related Translations | Other Translations |
carousing
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
|
chaos
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
beestenboel; bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; soepzootje; troep; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zooi; zooitje; zootje
|
confusion
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
beduusdheid; onthutsing; ontsteldheid; ontsteltenis; schrik; verbijstering; verbouwereerdheid; versteldheid; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
|
construction shed
|
barak; bouwkeet; hangaar; keet; loods
|
|
disorder
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
kwaal; opstootje; ordeverstoring; rel; slepende ziekte; slordigheid; stoornis; verstoring; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
|
folly
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
apekool; dwaasheid; flauwekul; gebeuzel; gekheid; gekkigheid; gekte; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; idioterie; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; malheid; nonsens; rimram; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing; waanzin; zotheid
|
fun
|
gein; jolijt; jool; keet; leut; lol; plezier; pret; pretmakerij
|
aardigheid; gein; genoegen; genot; grap; grapjes; jool; kluchtigheid; koddigheid; leukheid; leut; lol; lolletjes; lust; plezier; pret; schertsen; uiting van vrolijkheid
|
hangar
|
barak; bouwkeet; hangaar; keet; loods
|
|
high jinks
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
|
hilarity
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
hilariteit; joligheid
|
joking
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij
|
joy
|
gein; jolijt; jool; keet; leut; lol; plezier; pret; pretmakerij
|
aardigheid; blijheid; blijmoedigheid; bof; geluk; geluk hebbend; gelukzaligheid; geneugte; genieten; genoegen; genot; heerlijkheid; jolijt; jubelkreten; jubels; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; properheid; smetteloosheid; vreugde; vreugdekreten; vreugdeschreeuwen; vrolijkheid
|
joyfulness
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; jolijt; opgewektheid; plezier; pret; vreugde; vrolijkheid
|
lunacy
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
dwaasheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; idiotisme; maanziekte; verstandsverbijstering; waanzinnigheid; zotheid
|
madness
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
gekheid; gekkenwerk; malligheid; waanzinnigheid
|
maze
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
doolhof; labyrint; warboel; warnet
|
merriment
|
gein; jolijt; jool; keet; leut; lol; plezier; pret; pretmakerij
|
blijheid; blijmoedigheid; hilariteit; joligheid; jolijt; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; properheid; smetteloosheid; vreugde; vrolijkheid
|
mess
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
bedrog; bende; berg; bocht; geklieder; heisa; hoop; kliederboel; kliederen; knoeiboel; knoeierij; nep; opeenhoping; oplichterij; puinhoop; puinzooi; rommel; rompslomp; rotzooi; smeerboel; smerig spul; soepzootje; toestand; troep; veel gedoe; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje; zwendelarij
|
mirth
|
gein; jolijt; jool; keet; leut; lol; plezier; pret; pretmakerij
|
blijheid; blijmoedigheid; jolijt; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; properheid; smetteloosheid; vreugde; vrolijkheid
|
mix-up
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
|
muddle
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
bende; berg; hoop; knoeiboel; opeenhoping; rommel; soepzootje; troep; warboel; warhoop; warwinkel; wirwar; zootje
|
nonsense
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
apekool; flauwekul; gebazel; gebeuzel; gekkenpraat; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; kul; larie; malheid; mallepraat; nonsens; onzin; quatsch; rimram; waanzin; wartaal; zotteklap
|
pleasure
|
gein; jolijt; jool; keet; leut; lol; plezier; pret; pretmakerij
|
aardigheid; blijheid; blijmoedigheid; geneugte; genieten; genoegen; genot; hilariteit; joligheid; jolijt; jool; keurigheid; leut; lust; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; properheid; smetteloosheid; vreugde; vrolijkheid; welgevallen
|
revelry
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
blijdschap; blijheid; blijmoedigheid; feestdrukte; feestelijkheid; feestvreugde; hilariteit; hupsheid; lustigheid; opgewektheid; plezier; uitgelatenheid; vreugde; vrolijkheid
|
roistering
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
|
shanty
|
barak; bouwkeet; hangaar; keet; loods
|
schuur
|
shed
|
barak; bouwkeet; hangaar; keet; loods
|
afdak; bergplaats; depot; hok; hut; hutje; koestal; krot; krotwoning; luifel; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; schuur; voorraadschuur; warenhuis
|
silliness
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
kinderlijkheid; malheid; naïveteit; naïviteit; onnozelheid; simpelheid
|
site hut
|
barak; bouwkeet; bouwvakkersonderkomen; hangaar; keet; loods
|
|
tangle
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
wirwar
|
trouble
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
bemoeilijking; beroering; ellende; gedram; gehannes; gestuntel; gevaar; gezanik; gezeur; hinder; knik; kommer; kwaal; kwel; lastigheid; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onraad; onrust; onspoed; opstootje; ordeverstoring; overlast; pech; ramp; rampspoed; rel; roerigheid; rottigheid; slepende ziekte; stoornis; strubbeling; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen
|
welter
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
disorder
|
|
ontregelen; overhoophalen
|
mess
|
|
aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladden; klooien; knoeien; morsen; rotzooien; verdoen; verspillen; vlekken
|
muddle
|
|
aanmodderen; modderen; prutsen; rommelen
|
shed
|
|
vergieten
|
tangle
|
|
door elkaar geraken; door elkaar halen; door elkaar raken; in de war maken
|
trouble
|
|
lastig maken; lastigvallen; teisteren
|