Summary
Dutch to English: more detail...
- reis:
- rei:
- reizen:
- Wiktionary:
English to Dutch: more detail...
- real:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for reis from Dutch to English
reis:
Translation Matrix for reis:
Related Words for "reis":
Related Definitions for "reis":
Wiktionary Translations for reis:
reis
reis
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reis | → travel; journey | ↔ Reise — Fortbewegung von einem Ausgangspunkt zu einem entfernten Ort mit dortigem Aufenthalt und wieder zurück |
• reis | → holiday; vacation; leave; furlough | ↔ Urlaub — kurz für: eine während des Urlaubs[1] unternommene Reise |
• reis | → travel; journey; trip; voyage | ↔ voyage — Traductions à trier suivant le sens |
rei:
-
de rei (reidans; rondedans)
the round dance
Translation Matrix for rei:
Noun | Related Translations | Other Translations |
round dance | rei; reidans; rondedans |
Related Words for "rei":
reis form of reizen:
-
reizen (rondreizen; trekken; zwerven)
Conjugations for reizen:
o.t.t.
- reis
- reist
- reist
- reizen
- reizen
- reizen
o.v.t.
- reisde
- reisde
- reisde
- reisden
- reisden
- reisden
v.t.t.
- heb gereisd
- hebt gereisd
- heeft gereisd
- hebben gereisd
- hebben gereisd
- hebben gereisd
v.v.t.
- had gereisd
- had gereisd
- had gereisd
- hadden gereisd
- hadden gereisd
- hadden gereisd
o.t.t.t.
- zal reizen
- zult reizen
- zal reizen
- zullen reizen
- zullen reizen
- zullen reizen
o.v.t.t.
- zou reizen
- zou reizen
- zou reizen
- zouden reizen
- zouden reizen
- zouden reizen
en verder
- ben gereisd
- bent gereisd
- is gereisd
- zijn gereisd
- zijn gereisd
- zijn gereisd
diversen
- reis!
- reist!
- gereisd
- reizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for reizen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hike | dwaaltocht; expeditie; kuier; loopje; mars; omloop; ommetje; omzwerving; reis; rit; tocht; tochtje; toer; trektocht; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht; zwerftocht | |
travel | reis | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hike | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | |
travel | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | afleggen; afreizen; heengaan; meters maken; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken |
travel about | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | bereizen; rondtrekken |
Related Words for "reizen":
Related Definitions for "reizen":
Wiktionary Translations for reizen:
reizen
Cross Translation:
verb
-
to travel, to make a trip or voyage
-
to travel
-
travel by bus
-
to be on a journey
-
to pass from here to there; to transmit
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reizen | → travel; voyage | ↔ voyager — Faire un voyage, se déplacer selon un itinéraire d’une certaine longueur à destination d’une autre ville, d’un autre pays. |
Related Translations for reis
English
Detailed Translations for reis from English to Dutch
real:
-
real
-
real (really; effectively; indeed; sure enough; sure; in fact)
effectief; reëel; werkelijk; metterdaad; warempel; echt; heus; waarachtig; waar-
effectief adj
-
reëel adj
-
werkelijk adj
-
metterdaad adv
-
warempel adv
-
echt adj
-
heus adj
-
waarachtig adj
-
waar adj
-
-
real (unadulterated; genuine)
-
real (in fact; actually; really; actual; as a matter of fact; true)
daadwerkelijk; werkelijk; in feite; feitelijk; in werkelijkheid-
daadwerkelijk adj
-
werkelijk adj
-
in feite adj
-
feitelijk adj
-
in werkelijkheid adj
-
-
real (actually; in fact; actual; really)
-
real (genuine; truly; actual; really; indeed; in truth; to be sure; it's true)
-
real (yes indeed; definitely; actually; certainly; truly; really; verily; in truth; actual; to be sure; it's true)
-
the real
– An approximate numeric data type with seven-digit precision. It can hold positive values from approximately 1.18E - 38 through 3.40E + 38, negative values from approximately -1.18E - 38 through -3.40E + 38, or zero. 2
Translation Matrix for real:
Related Words for "real":
Synonyms for "real":
Antonyms for "real":
Related Definitions for "real":
Wiktionary Translations for real:
real
Cross Translation:
adjective
real
-
that can be characterized as a confirmation of truth
-
that has physical existence
-
economics: having been adjusted to remove the effects of inflation
- real → reëel
-
mathematics: relating to numbers with a one-to-one correspondence to the points on a line
-
law: relating to immovable tangible property
- real → vast-
-
that is an exemplary or pungent instance of a class or type
-
genuine, not faked
-
genuine, not artificial
- real → echt
-
-
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• real | → reëel | ↔ real — in materieller Form vorhanden |
• real | → actief; bedrijvend; werkdadig; werkend; werkzaam; bedrijvig; effectief; werkelijk; daadwerkelijk | ↔ effectif — Qui est réellement et de fait, qui produit un résultat réel. |
• real | → echt; eigenlijk; heus; waar; waarachtig; reëel; werkelijk; daadwerkelijk; wezenlijk | ↔ réel — véritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure. |
• real | → waar; echt; eigenlijk; heus; waarachtig; gegrond; gelijk hebbend; juist | ↔ vrai — Qui est conforme à la vérité, à ce qui est réellement. |