Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zicht:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zicht from Dutch to English

zicht:

zicht [de ~] noun

  1. de zicht (uitzicht; prospect; gezicht; )
    the view; the sight; the panorama

Translation Matrix for zicht:

NounRelated TranslationsOther Translations
panorama gezicht; kijk; panorama; prospect; uitzicht; vergezicht; vue; zicht panorama; vergezicht; verreikend uitzicht
sight gezicht; kijk; panorama; prospect; uitzicht; vergezicht; vue; zicht aanblik; aangezicht; aanzicht; gelaat; gezicht; vizier
view gezicht; kijk; panorama; prospect; uitzicht; vergezicht; vue; zicht aanblik; aanzicht; aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; standpunt; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; weergave; zienswijs; zienswijze
VerbRelated TranslationsOther Translations
view aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien

Related Words for "zicht":

  • zichten

Wiktionary Translations for zicht:

zicht
noun
  1. wat gezien kan worden
  2. gezichtsvermogen
  3. kleine zeis
zicht
noun
  1. vision
  2. seeing
  3. range of vision
  4. something to look at
  5. mental image
  6. sense or ability of sight

Related Translations for zicht