Summary
Dutch
Detailed Translations for borstelen from Dutch to English
borstelen:
-
borstelen
Conjugations for borstelen:
o.t.t.
- borstel
- borstelt
- borstelt
- borstelen
- borstelen
- borstelen
o.v.t.
- borstelde
- borstelde
- borstelde
- borstelden
- borstelden
- borstelden
v.t.t.
- heb geborsteld
- hebt geborsteld
- heeft geborsteld
- hebben geborsteld
- hebben geborsteld
- hebben geborsteld
v.v.t.
- had geborsteld
- had geborsteld
- had geborsteld
- hadden geborsteld
- hadden geborsteld
- hadden geborsteld
o.t.t.t.
- zal borstelen
- zult borstelen
- zal borstelen
- zullen borstelen
- zullen borstelen
- zullen borstelen
o.v.t.t.
- zou borstelen
- zou borstelen
- zou borstelen
- zouden borstelen
- zouden borstelen
- zouden borstelen
en verder
- ben geborsteld
- bent geborsteld
- is geborsteld
- zijn geborsteld
- zijn geborsteld
- zijn geborsteld
diversen
- borstel!
- borstelt!
- geborsteld
- borstelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for borstelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brush | borstel; haarborstel; schuier; sleepcontact; stoffer; veger; vossenstaart | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brush | borstelen | schampen |
Related Words for "borstelen":
borstel:
-
de borstel (haarborstel)
-
de borstel (schuier)
Translation Matrix for borstel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brush | borstel; haarborstel; schuier | sleepcontact; stoffer; veger; vossenstaart |
hairbrush | borstel; haarborstel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brush | borstelen; schampen |