Summary
Dutch to English: more detail...
- vervroegen:
-
Wiktionary:
- vervroegen → hasten, bring forward, advance
- vervroegen → bring forward, hasten, accelerate
Dutch
Detailed Translations for vervroegen from Dutch to English
vervroegen:
-
vervroegen (vroeger uitvoeren dan gepland; naar voren plaatsen)
Conjugations for vervroegen:
o.t.t.
- vervroeg
- vervroegt
- vervroegt
- vervroegen
- vervroegen
- vervroegen
o.v.t.
- vervroegde
- vervroegde
- vervroegde
- vervroegden
- vervroegden
- vervroegden
v.t.t.
- heb vervroegd
- hebt vervroegd
- heeft vervroegd
- hebben vervroegd
- hebben vervroegd
- hebben vervroegd
v.v.t.
- had vervroegd
- had vervroegd
- had vervroegd
- hadden vervroegd
- hadden vervroegd
- hadden vervroegd
o.t.t.t.
- zal vervroegen
- zult vervroegen
- zal vervroegen
- zullen vervroegen
- zullen vervroegen
- zullen vervroegen
o.v.t.t.
- zou vervroegen
- zou vervroegen
- zou vervroegen
- zouden vervroegen
- zouden vervroegen
- zouden vervroegen
diversen
- vervroeg!
- vervroegt!
- vervroegd
- vervroegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vervroegen:
Wiktionary Translations for vervroegen:
vervroegen
Cross Translation:
verb
-
to cause a scheduled event to happen earlier
-
make happen earlier
-
to make earlier, as an event or date; to hasten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vervroegen | → bring forward | ↔ vorziehen — etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später) |
• vervroegen | → hasten; accelerate | ↔ hâter — Faire avancer vite, accélérer. |