Dutch
Detailed Translations for farceren from Dutch to English
farceren:
Translation Matrix for farceren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fill | farceren; opvullen; vullen | beslaan; bijvullen; opvullen; plomberen; ruimte innemen; verzadigen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; vullen; zich de buik vol eten |