Dutch
Detailed Translations for passant from Dutch to English
passant:
-
de passant (voorbijganger)
Translation Matrix for passant:
Noun | Related Translations | Other Translations |
passer-by | passant; voorbijganger |
Related Words for "passant":
Wiktionary Translations for passant:
passant
noun
-
a person who is passing by
English
Detailed Translations for passant from English to Dutch
passant: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pass: inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; voorkomen; gebeuren; zich voordoen; plaats hebben; aankomen; bezoeken; langskomen; langsgaan; voorbijkomen; op visite gaan; iemand opzoeken; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; besteden; doorbrengen; slijten; reiken; gaan; zich begeven; pasje; paspoort; pas; bergpas; kaart; ticket; kaartje; toegangsbewijs; plaatsbewijs; entreebiljet; slagen voor
- ant: mier
- passé: passé