Dutch
Detailed Translations for tokkelen from Dutch to English
tokkelen:
-
tokkelen
Conjugations for tokkelen:
o.t.t.
- tokkel
- tokkelt
- tokkelt
- tokkelen
- tokkelen
- tokkelen
o.v.t.
- tokkelde
- tokkelde
- tokkelde
- tokkelden
- tokkelden
- tokkelden
v.t.t.
- heb getokkeld
- hebt getokkeld
- heeft getokkeld
- hebben getokkeld
- hebben getokkeld
- hebben getokkeld
v.v.t.
- had getokkeld
- had getokkeld
- had getokkeld
- hadden getokkeld
- hadden getokkeld
- hadden getokkeld
o.t.t.t.
- zal tokkelen
- zult tokkelen
- zal tokkelen
- zullen tokkelen
- zullen tokkelen
- zullen tokkelen
o.v.t.t.
- zou tokkelen
- zou tokkelen
- zou tokkelen
- zouden tokkelen
- zouden tokkelen
- zouden tokkelen
en verder
- ben getokkeld
- bent getokkeld
- is getokkeld
- zijn getokkeld
- zijn getokkeld
- zijn getokkeld
diversen
- tokkel!
- tokkelt!
- getokkeld
- tokkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tokkelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
plonk | tokkelen | |
pluck strings | tokkelen |
Wiktionary Translations for tokkelen:
External Machine Translations: