Noun | Related Translations | Other Translations |
command
|
beheersing; mate van bekwaamheid
|
aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; autoriteit; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; leiding; macht; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
|
composure
|
beheersing; controle; zelfbeheersing
|
gelijkmatigheid; gelijkmoedigheid; gemoedsrust; gerustheid; kalmte; onverstoorbaarheid; rust; sereniteit
|
control
|
beheersing; controle; mate van bekwaamheid; zelfbeheersing
|
afstelknop; beheer; bescherming; bestrijding; besturing; besturingselement; bewaking; controle; hoede; surveillance; toezicht; voogdij; zeggenschap; zorg
|
cool
|
beheersing; controle; zelfbeheersing
|
afkoeling; afstandelijkheid; frisheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; verkoeling
|
restraint
|
beheersing; controle; zelfbeheersing
|
bedeesdheid; bedwang; beperkte mate van vrijheid; gereserveerdheid; geslotenheid; gevangen zetten; opsluiting; schroom; schuwheid; terughoudendheid; timiditeit; verlegenheid; vrijheidsbeperking
|
self-control
|
beheersing; controle; zelfbeheersing
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
command
|
|
aanvoeren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; opdragen; verordenen; verordonneren; voorzitten
|
control
|
|
bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
|
cool
|
|
afkoelen; bekoelen; koel worden; koelen; verkillen; verkoelen
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
cool
|
|
afstandelijk; bedaard; flegmatisch; fris; frisjes; gaaf; gelijkmoedig; kalm; koel; koud; luchtig; mieters; nuchter; onderkoeld; rustig; schitterend; stressbestendig; tof; zakelijk
|