Summary
Dutch
Detailed Translations for arriveren from Dutch to English
arriveren:
-
arriveren (aankomen)
Conjugations for arriveren:
o.t.t.
- arriveer
- arriveert
- arriveert
- arriveren
- arriveren
- arriveren
o.v.t.
- arriveerde
- arriveerde
- arriveerde
- arriveerden
- arriveerden
- arriveerden
v.t.t.
- ben gearriveerd
- bent gearriveerd
- is gearriveerd
- zijn gearriveerd
- zijn gearriveerd
- zijn gearriveerd
v.v.t.
- was gearriveerd
- was gearriveerd
- was gearriveerd
- waren gearriveerd
- waren gearriveerd
- waren gearriveerd
o.t.t.t.
- zal arriveren
- zult arriveren
- zal arriveren
- zullen arriveren
- zullen arriveren
- zullen arriveren
o.v.t.t.
- zou arriveren
- zou arriveren
- zou arriveren
- zouden arriveren
- zouden arriveren
- zouden arriveren
diversen
- arriveer!
- arriveert!
- gearriveerd
- arriverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for arriveren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arrival | aankomen; arriveren; komen | aankomst; binnenkomst; entree; intocht; intrede; komst; overkomst |
arriving | aankomen; arriveren; komen | |
coming | aankomen; arriveren; komen | aankomst; in aantocht; komst; nadering |
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrive | aankomen; arriveren | |
- | aankomen | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
coming | aankomend; aanstaand; aanstaande; eerstvolgend; komend; toekomend; toekomstig; toekomstige |
Synonyms for "arriveren":
Antonyms for "arriveren":
Related Definitions for "arriveren":
External Machine Translations: