Noun | Related Translations | Other Translations |
square
|
|
carré; kwadraat
|
straight
|
|
pokerterm voor straat; straat
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
blunt
|
|
afstompen; vervlakken
|
direct
|
|
aanvoeren; begeleiden; besturen; dirigeren; gebieden; gelasten; leiden; leiding geven; managen; meevoeren; orkest dirigeren; regisseren; verwijzen; verwijzen naar; voeren; voorschrijven; voorzitten
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
blunt
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
abrupt; bot; bruusk; direct; eensklaps; ineens; kortaf; kortzichtig; nors; onbewimpeld; ongenuanceerd; ongezouten; onomwonden; onscherp; onverbloemd; onverhoeds; onverholen; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onzacht; opeens; openhartig; plots; plotseling; plotsklaps; ronduit; ruiterlijk; stomp; zonder omhaal
|
crude
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
blank; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; grof; laagstaand; ongelakt; ordinair; plat; platvloers; primitief; strak; vlak; vlakuit; vulgair
|
explicit
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
expliciet; frappant; geprononceerd; in het oog lopend; in het oog springend; klemmend; markant; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend; uitdrukkelijk; uitgesproken
|
frank
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
benaderbaar; eerlijk; frank; genaakbaar; gulweg; met open vizier; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rechttoe; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; toegankelijk; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit
|
frontal
|
openlijk; ronduit
|
frontaal; klassikaal
|
honest
|
openlijk; ronduit
|
braaf; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; fideel; lief; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; trouwhartig; volmondig; voorbeeldig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zedig; zoet
|
outspoken
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
onbevangen; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; ronduit; ruiterlijk; volmondig
|
overt
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
|
plain
|
|
vlakte
|
straightforward
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
gulweg; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijuit
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
openly
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
hard; luid; luid klinkend; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
direct
|
openlijk; ronduit
|
directe; frontaal; klassikaal
|
plain
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
alledaags; blank; direct; eenvoudig; effen; gewoon; gewoonweg; klinkklaar; lelijk; lelijk uitziend; niets bijzonders; onbewimpeld; ongelakt; ongezouten; onknap; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; oprecht; ordinair; puur; regelrecht; ronduit; ruiterlijk; van één kleur; vrij; vrijelijk; vrijuit; wit; wit van huidskleur
|
square
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
kwadraat
|
straight
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; ronduit
|
direct; directe; echt; eerlijk; gewoonweg; gulweg; kaarsrecht; klinkklaar; lijnrecht; linea recta; loodrecht; menens; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; open; openhartig; oprecht; puur; recht; rechtdoorzee; rechtstreeks; rechttoe; regelrecht; ronduit; ruiterlijk; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zuiver
|