Summary
Dutch to English: more detail...
-
verleden deelwoord:
-
Wiktionary:
verleden deelwoord → past participle
-
Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for verleden deelwoord from Dutch to English
verleden deelwoord: (*Using Word and Sentence Splitter)
- verleden: past; last; previous; preceding
- deel: share; part; section; segment; element; portion; ingredient; elementary component; principle ingredient; fundamental ingredient; parliamentary party; piece; board; legacy; heritage; inheritance; yard; bequest; volume; threshing-floor; tile
- woord: speech; word
- delen: separate; itemize; split up; itemise; parts; shares; pieces; segments; portions; share
Wiktionary Translations for verleden deelwoord:
verleden deelwoord
noun
verleden deelwoord
-
vorm van het werkwoord die gebruikt wordt om de voltooide tijden te vormen en als bijvoeglijk naamwoord op aan te geven dat de actie van het werkwoord vooitooid is
- verleden deelwoord → past participle
noun
-
past participle