Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. titel:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for titel:
    • entitlement


Dutch

Detailed Translations for titel from Dutch to English

titel:

titel [de ~ (m)] noun

  1. de titel (waardigheidstitel)
    the title; the dignity
  2. de titel (aanhef; hoofd)
    the beginning of a letter; the beginning
  3. de titel (opschrift)
    the heading; the title; the caption
  4. de titel (boektitel)
    the title
  5. de titel (rechtstitel; aanspraak; rechtsgrond; recht)
    the claim; the title; the legal ground; the ownership; the legal title; the demand
  6. de titel
    the title
    – On a DVD, typically, the largest unit of content, such as a movie or TV program, is called a title. There is not a consistent standard across all DVDs and because of this, a DVD can contain one or more titles. 1

Translation Matrix for titel:

NounRelated TranslationsOther Translations
beginning aanhef; hoofd; titel aanheffen; aansnijden; aanvang; aanvangen; begin; beginne; beginnen; entameren; inzet; inzetten; opening; start
beginning of a letter aanhef; hoofd; titel
caption opschrift; titel bijschrift; legenda; onderschrift; randschrift; tekst van bijschrift; titelbalk
claim aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel aanspraak maken op; beweren; claim; eis; eis tot schadevergoeding; opvragen; opvraging; rechtsvordering; schadeclaim; schadevordering; schuldvordering; vordering; vraag
demand aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel aanmaning; aansporing tot plicht; claim; eis; herinnering; vordering; vraag
dignity titel; waardigheidstitel waardigheid
heading opschrift; titel aansturing; hoofden; koppen; richting
legal ground aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
legal title aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
ownership aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel bezit; bezittingen; eigendom; eigendom van goederen; goederen; have
title aanspraak; boektitel; opschrift; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel; waardigheidstitel aanduiding; benaming; benoeming; graad; grammaticaal predikaat; predikaat; wetenschappelijke graad
VerbRelated TranslationsOther Translations
claim aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwireren; verzoeken; vorderen; vragen
demand aanspraak maken op; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; vorderen; vraag stellen; vragen

Related Words for "titel":

  • titelen, titels, titeltje, titeltjes

Related Definitions for "titel":

  1. aanduiding dat je kampioen bent2
    • deze club haalt de wereldtitel2
  2. aanduiding die je voor of achter je naam mag zetten2
    • 'jonkheer' en 'ingenieur' zijn titels2
  3. naam van een verhaal, boek, film, etc2
    • wat is de titel van dit gedicht?2

Wiktionary Translations for titel:

titel
noun
  1. opschrift van een document
  2. aanduiding van een persoon
titel
noun
  1. descriptive title or heading of (part of) a document
  2. prefix or suffix added to a name
  3. certificate of ownership
  4. name of a book, etc

Cross Translation:
FromToVia
titel title titre — désignation

User Contributed Translations:
Word Translation Votes
titel entitlement 5

External Machine Translations:

Related Translations for titel