Noun | Related Translations | Other Translations |
blame
|
|
berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
|
discredit
|
|
diskrediet; opspraak
|
rancor
|
|
haatdragendheid; onverzoenlijkheid; rancune; vete; vijandschap
|
rancour
|
|
haatdragendheid; onverzoenlijkheid; rancune; vete; vijandschap
|
remove
|
|
afnemen; afstoffen; afwissen
|
reprimand
|
|
berisping; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
|
reproach
|
|
berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
accuse
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
|
bear a grudge
|
aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
|
wrok koesteren; wrokken
|
bear malice
|
aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
|
wrok koesteren; wrokken
|
blame
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
aanmerken; berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen; wijten
|
blame someone of
|
aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
|
|
discredit
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
|
harbour a grudge
|
aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
|
wrok koesteren; wrokken
|
hold against
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
|
hold it against s.o.
|
aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen
|
|
rancor
|
aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
|
|
rancour
|
aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
|
|
rebuke
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
aanmerken; berispen; bestraffen; manen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
|
remove
|
aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen
|
afdoen; afhandelen; afnemen; afscheiden; afstoffen; afvoeren; afzonderen; beslechten; dalen; declineren; demonteren; disloqueren; ecarteren; ledigen; leeghalen; leegmaken; lichten; lozen; minder worden; minderen; ontmantelen; onttakelen; ontzetten; reinigen; roeren; schoonmaken; schoonpoetsen; stoffen; tanen; teruggaan; twist uit de weg ruimen; uit de macht ontzetten; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; uithalen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; verhuizen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervallen; vervoeren; vervreemden; verwijderen; verzetten; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegleiden; wegnemen; wegvoeren; wegwerken; zuiveren
|
reprimand
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
aanmerken; berispen; bestraffen; manen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
|
reproach
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
|
|
resent
|
aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen
|
benijden; misgunnen; niet gunnen
|