Summary
Dutch
Detailed Translations for blaf from Dutch to English
blaffen:
Conjugations for blaffen:
o.t.t.
- blaf
- blaft
- blaft
- blaffen
- blaffen
- blaffen
o.v.t.
- blafte
- blafte
- blafte
- blaften
- blaften
- blaften
v.t.t.
- heb geblaft
- hebt geblaft
- heeft geblaft
- hebben geblaft
- hebben geblaft
- hebben geblaft
v.v.t.
- had geblaft
- had geblaft
- had geblaft
- hadden geblaft
- hadden geblaft
- hadden geblaft
o.t.t.t.
- zal blaffen
- zult blaffen
- zal blaffen
- zullen blaffen
- zullen blaffen
- zullen blaffen
o.v.t.t.
- zou blaffen
- zou blaffen
- zou blaffen
- zouden blaffen
- zouden blaffen
- zouden blaffen
diversen
- blaf!
- blaft!
- geblaft
- blaffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for blaffen:
Wiktionary Translations for blaffen:
blaffen
Cross Translation:
verb
blaffen
-
het geluid maken dat kenmerkend is voor een hond
- blaffen → bark
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• blaffen | → bark | ↔ bellen — die für Hunde typischen stimmhaften Töne von sich geben |
• blaffen | → barking; bark | ↔ aboiement — son émis par le chien et par d’autres canidés. |
• blaffen | → bark | ↔ aboyer — Bruit du chien |