Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opwaarderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opwaarderen from Dutch to English

opwaarderen:

opwaarderen verb (opwaardeer, opwaardeert, opwaardeerde, opwaardeerden, opgewaardeerd)

  1. opwaarderen (in waarde verhogen)
    to revalue; to reevaluate
    • revalue verb (revalues, revalued, revalueing)
    • reevaluate verb (reevaluates, reevaluated, reevaluating)

Conjugations for opwaarderen:

o.t.t.
  1. opwaardeer
  2. opwaardeert
  3. opwaardeert
  4. opwaarderen
  5. opwaarderen
  6. opwaarderen
o.v.t.
  1. opwaardeerde
  2. opwaardeerde
  3. opwaardeerde
  4. opwaardeerden
  5. opwaardeerden
  6. opwaardeerden
v.t.t.
  1. heb opgewaardeerd
  2. hebt opgewaardeerd
  3. heeft opgewaardeerd
  4. hebben opgewaardeerd
  5. hebben opgewaardeerd
  6. hebben opgewaardeerd
v.v.t.
  1. had opgewaardeerd
  2. had opgewaardeerd
  3. had opgewaardeerd
  4. hadden opgewaardeerd
  5. hadden opgewaardeerd
  6. hadden opgewaardeerd
o.t.t.t.
  1. zal opwaarderen
  2. zult opwaarderen
  3. zal opwaarderen
  4. zullen opwaarderen
  5. zullen opwaarderen
  6. zullen opwaarderen
o.v.t.t.
  1. zou opwaarderen
  2. zou opwaarderen
  3. zou opwaarderen
  4. zouden opwaarderen
  5. zouden opwaarderen
  6. zouden opwaarderen
en verder
  1. ben opgewaardeerd
  2. bent opgewaardeerd
  3. is opgewaardeerd
  4. zijn opgewaardeerd
  5. zijn opgewaardeerd
  6. zijn opgewaardeerd
diversen
  1. opwaardeer!
  2. opwaardeert!
  3. opgewaardeerd
  4. opwaarderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opwaarderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
reevaluate in waarde verhogen; opwaarderen
revalue in waarde verhogen; opwaarderen hertaxeren; herwaarderen; revalueren

Wiktionary Translations for opwaarderen:

opwaarderen
verb
  1. verbeteren, bijwerken
opwaarderen
verb
  1. to extend credit