Dutch
Detailed Translations for samengevat from Dutch to English
samengevat:
-
samengevat
Translation Matrix for samengevat:
Verb | Related Translations | Other Translations |
brief | inlichten; inseinen; onderrichten; voorlichten | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
brief | samengevat | bondig; eindig; haastig; kort; kortstondig; terloops; vergankelijk; vluchtig; voorbijgaand |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
briefly worded | samengevat | bondig; kort |
summarized | samengevat | bondig; kort |
Wiktionary Translations for samengevat:
samengevat
adjective
-
concise
- brief → samengevat; kort; bondig
samenvatten:
-
samenvatten (kort weergeven)
-
samenvatten (kort samenvatten; recapituleren)
-
samenvatten (een uittreksel maken; excerperen)
Conjugations for samenvatten:
o.t.t.
- vat samen
- vat samen
- vat samen
- vatten samen
- vatten samen
- vatten samen
o.v.t.
- vatde samen
- vatde samen
- vatde samen
- vatden samen
- vatden samen
- vatden samen
v.t.t.
- heb samengevat
- hebt samengevat
- heeft samengevat
- hebben samengevat
- hebben samengevat
- hebben samengevat
v.v.t.
- had samengevat
- had samengevat
- had samengevat
- hadden samengevat
- hadden samengevat
- hadden samengevat
o.t.t.t.
- zal samenvatten
- zult samenvatten
- zal samenvatten
- zullen samenvatten
- zullen samenvatten
- zullen samenvatten
o.v.t.t.
- zou samenvatten
- zou samenvatten
- zou samenvatten
- zouden samenvatten
- zouden samenvatten
- zouden samenvatten
en verder
- ben samengevat
- bent samengevat
- is samengevat
- zijn samengevat
- zijn samengevat
- zijn samengevat
diversen
- vat samen!
- vat samen!
- samengevat
- samenvattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samenvatten:
Wiktionary Translations for samenvatten:
samenvatten
Cross Translation:
verb
-
make an epitome
-
to condense
-
to abridge, epitomize, or summarize
-
to summarize or repeat in concise form
-
To prepare a summary
-
To summarize or recapitulate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenvatten | → abstract; summarize; outline; recapitulate; decrease; lessen; diminish; ease; shrink; abridge; abbreviate; shorten; curtail | ↔ abréger — rendre plus court. |
• samenvatten | → abstract; summarize; outline; recapitulate | ↔ résumer — resserrer et rendre en peu de paroles ce qu’il y a de plus important dans une discussion, dans un discours, dans un argument. |