Summary
Dutch to English: more detail...
- samenknopen:
-
Wiktionary:
- samenknopen → knot, fasten with knots, tie, tie a knot in, tie up
Dutch
Detailed Translations for samenknopen from Dutch to English
samenknopen:
-
samenknopen (knopen)
to tie together
Conjugations for samenknopen:
o.t.t.
- knoop samen
- knoopt samen
- knoopt samen
- knopen samen
- knopen samen
- knopen samen
o.v.t.
- knoopte samen
- knoopte samen
- knoopte samen
- knoopten samen
- knoopten samen
- knoopten samen
v.t.t.
- heb samengeknoopt
- hebt samengeknoopt
- heeft samengeknoopt
- hebben samengeknoopt
- hebben samengeknoopt
- hebben samengeknoopt
v.v.t.
- had samengeknoopt
- had samengeknoopt
- had samengeknoopt
- hadden samengeknoopt
- hadden samengeknoopt
- hadden samengeknoopt
o.t.t.t.
- zal samenknopen
- zult samenknopen
- zal samenknopen
- zullen samenknopen
- zullen samenknopen
- zullen samenknopen
o.v.t.t.
- zou samenknopen
- zou samenknopen
- zou samenknopen
- zouden samenknopen
- zouden samenknopen
- zouden samenknopen
diversen
- knoop samen!
- knoopt samen!
- samengeknoopt
- samenknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samenknopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tie together | knopen; samenknopen | aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; bevestigen; knopen; samenbinden; strikken; vastknopen; verbinden |
Wiktionary Translations for samenknopen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenknopen | → knot; fasten with knots; tie; tie a knot in; tie up | ↔ verknoten — (transitiv) durch einen Knoten verbinden, anbinden |