Summary
Dutch to English: more detail...
- wegrijden:
-
Wiktionary:
- wegrijden → leave, drive away, drive off, start off, start, absent onself, depart, go away, absent onself from, discharge, fire, fire off, start out, set off, set going
Dutch
Detailed Translations for wegrijden from Dutch to English
wegrijden:
-
wegrijden
to drive away
Conjugations for wegrijden:
o.t.t.
- rijd weg
- rijdt weg
- rijdt weg
- rijden weg
- rijden weg
- rijden weg
o.v.t.
- reed weg
- reed weg
- reed weg
- reden weg
- reden weg
- reden weg
v.t.t.
- ben weggereden
- bent weggereden
- is weggereden
- zijn weggereden
- zijn weggereden
- zijn weggereden
v.v.t.
- was weggereden
- was weggereden
- was weggereden
- waren weggereden
- waren weggereden
- waren weggereden
o.t.t.t.
- zal wegrijden
- zult wegrijden
- zal wegrijden
- zullen wegrijden
- zullen wegrijden
- zullen wegrijden
o.v.t.t.
- zou wegrijden
- zou wegrijden
- zou wegrijden
- zouden wegrijden
- zouden wegrijden
- zouden wegrijden
diversen
- rijd weg!
- rijdt weg!
- weggereden
- wegrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wegrijden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
drive away | wegrijden | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen |
Wiktionary Translations for wegrijden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wegrijden | → leave; drive away; drive off; start off; start; absent onself; depart; go away; absent onself from; discharge; fire; fire off; start out; set off; set going | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |