Dutch
Detailed Translations for aankruis from Dutch to English
aankruisen:
Conjugations for aankruisen:
o.t.t.
- kruis aan
- kruist aan
- kruist aan
- kruisen aan
- kruisen aan
- kruisen aan
o.v.t.
- kruiste aan
- kruiste aan
- kruiste aan
- kruisten aan
- kruisten aan
- kruisten aan
v.t.t.
- heb aangekruist
- hebt aangekruist
- heeft aangekruist
- hebben aangekruist
- hebben aangekruist
- hebben aangekruist
v.v.t.
- had aangekruist
- had aangekruist
- had aangekruist
- hadden aangekruist
- hadden aangekruist
- hadden aangekruist
o.t.t.t.
- zal aankruisen
- zult aankruisen
- zal aankruisen
- zullen aankruisen
- zullen aankruisen
- zullen aankruisen
o.v.t.t.
- zou aankruisen
- zou aankruisen
- zou aankruisen
- zouden aankruisen
- zouden aankruisen
- zouden aankruisen
diversen
- kruis aan!
- kruist aan!
- aangekruist
- aankruisende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aankruisen (afvinken; aanstrepen)
Translation Matrix for aankruisen:
Wiktionary Translations for aankruisen:
aankruisen
Cross Translation:
verb
-
to mark with a checkmark
-
make a tick mark
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aankruisen | → tick | ↔ cocher — Marquer d’une coche, d’une entaille. |
- 1WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University
- 2Copyright 2001-2012 Interglot