Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aantijging:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aantijging from Dutch to English

aantijging:

aantijging [de ~ (v)] noun

  1. de aantijging (beschuldiging; verdachtmaking; insinuatie)
    the accusation; the allegation; the insinuation; the imputation
  2. de aantijging (insinuatie; toespeling; zijdelingse verdachtmaking)
    the allusion; the insinuation; the innuendo; the hint; the accusation; the a charge against

Translation Matrix for aantijging:

NounRelated TranslationsOther Translations
a charge against aantijging; insinuatie; toespeling; zijdelingse verdachtmaking
accusation aantijging; beschuldiging; insinuatie; toespeling; verdachtmaking; zijdelingse verdachtmaking aanklacht; beschuldiging; tenlastelegging
allegation aantijging; beschuldiging; insinuatie; verdachtmaking beweringsgrond; bewijs
allusion aantijging; insinuatie; toespeling; zijdelingse verdachtmaking toespeling; verwijzing
hint aantijging; insinuatie; toespeling; zijdelingse verdachtmaking aanwijzing; flinter; floers; hint; klein beetje; schijntje; snufje; spoor; tip; toespeling; verwijzing; vingerwenk; vingerwijzing; vleugje; waas; wenk; zweem; zweempje
imputation aantijging; beschuldiging; insinuatie; verdachtmaking aantasten; verdachtmaking
innuendo aantijging; insinuatie; toespeling; zijdelingse verdachtmaking toespeling; verwijzing
insinuation aantijging; beschuldiging; insinuatie; toespeling; verdachtmaking; zijdelingse verdachtmaking aanklacht; beschuldiging; tenlastelegging; verdachtmaking
VerbRelated TranslationsOther Translations
hint doorschijnen

Related Words for "aantijging":

  • aantijgingen

Wiktionary Translations for aantijging:

aantijging
noun
  1. that which has been imputed
  2. act of imputing