Summary
Dutch
Detailed Translations for activeer from Dutch to English
activeren:
-
activeren
-
activeren
-
activeren
-
activeren
-
activeren
-
activeren
-
activeren (stimuleren; aanmoedigen; opwekken; oppeppen; bezielen)
-
activeren (verlevendigen; opwekken; tot leven wekken; reanimeren; opleven)
Conjugations for activeren:
o.t.t.
- activeer
- activeert
- activeert
- activeren
- activeren
- activeren
o.v.t.
- activeerde
- activeerde
- activeerde
- activeerden
- activeerden
- activeerden
v.t.t.
- heb geactiveerd
- hebt geactiveerd
- heeft geactiveerd
- hebben geactiveerd
- hebben geactiveerd
- hebben geactiveerd
v.v.t.
- had geactiveerd
- had geactiveerd
- had geactiveerd
- hadden geactiveerd
- hadden geactiveerd
- hadden geactiveerd
o.t.t.t.
- zal activeren
- zult activeren
- zal activeren
- zullen activeren
- zullen activeren
- zullen activeren
o.v.t.t.
- zou activeren
- zou activeren
- zou activeren
- zouden activeren
- zouden activeren
- zouden activeren
diversen
- activeer!
- activeert!
- geactiveerd
- activerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze