Noun | Related Translations | Other Translations |
dividing wall
|
afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot
|
scheidsmuur; tussenmuur; tussenwand
|
fence
|
afscheiding; hek; hekwerk
|
afrastering; afschutting; handelaar in gestolen goederen; hekwerk; heler; omheining; omrastering; rasterwerk; schutting
|
fencing
|
afscheiding; hek; hekwerk
|
afrastering; afscherming; begrenzing; fraude; hekwerk; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; rasterwerk; schutting; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; zwendel
|
insulation
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
antigeleiding; isolatie; isolator
|
isolation
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
antigeleiding; isolatie; isolator; vereenzaming
|
partition
|
afscheiding; beschot; hek; hekwerk; schot; tussenmuur; tussenschot
|
afsluiting; dichtmaken; dwarsschot; het afsluiten; partitie; scheiding; schijfpartitie; segregatie; sluiting; tussenmuurtje; verbreking; verdeling
|
religious conflict
|
afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma
|
geloofsstrijd; religieus conflict
|
rupture
|
afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma
|
ruptuur; scheuring
|
schism
|
afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma
|
|
secretion
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
|
separation
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
scheiding; segregatie; verbreking
|
seperation
|
afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma
|
|
septum
|
afscheiding; wondvocht
|
tussenmuurtje; verdeling
|
splitting off
|
afscheiding; afsplitsing
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
fence
|
|
afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen; schermen
|