Dutch
Detailed Translations for bezwaar from Dutch to English
bezwaar:
-
het bezwaar (bedenking)
-
het bezwaar (verweerschrift; verdedigingsakte; verweer; repliek)
-
het bezwaar (het klagen; klacht; grief)
Translation Matrix for bezwaar:
Noun | Related Translations | Other Translations |
complaint | bezwaar; grief; het klagen; klacht | aanklacht; beschuldiging; gekanker; geklaag; gemekker; jammerklacht; kwaal; ongemak; slepende ziekte; stoornis; tenlastelegging; weeklacht; ziekte |
counter-plea | bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift | |
objection | bedenking; bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift | opwerping; protest; tegenspraak; tegenwerping; verzet |
opposition | bedenking; bezwaar | andersdenkende; oppositie; sabotage; tegenpartij; tegenwerking |
resistance | bedenking; bezwaar | bestrijding; ondergronds verzet; opstand; rebellie; sabotage; tegenstand; tegenwerking; verdediging; verzet; verzetsbeweging; weerstand |
Verb | Related Translations | Other Translations |
complaint | klagen; zeuren |
Related Words for "bezwaar":
Synonyms for "bezwaar":
Antonyms for "bezwaar":
Related Definitions for "bezwaar":
Wiktionary Translations for bezwaar:
bezwaar
Cross Translation:
noun
bezwaar
-
moeilijkheid, bedenking
- bezwaar → objection
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezwaar | → objection | ↔ Einwand — Reaktion auf einen Vorschlag, eine Idee oder dergleichen, in der Bedenken geltend gemacht werden |
• bezwaar | → protest; protestation; objection; outcry | ↔ protestation — déclaration solennelle que quelqu’un faire de ses dispositions, de sa volonté ; promesse formelle, assurance positif. |
bezwaren:
-
bezwaren (bezwaar aantekenen; bezwaar maken)
-
bezwaren (verzwaren; zwaarder maken; gewicht toevoegen)
Conjugations for bezwaren:
o.t.t.
- bezwaar
- bezwaart
- bezwaart
- bezwaren
- bezwaren
- bezwaren
o.v.t.
- bezwaarde
- bezwaarde
- bezwaarde
- bezwaarden
- bezwaarden
- bezwaarden
v.t.t.
- heb bezwaard
- hebt bezwaard
- heeft bezwaard
- hebben bezwaard
- hebben bezwaard
- hebben bezwaard
v.v.t.
- had bezwaard
- had bezwaard
- had bezwaard
- hadden bezwaard
- hadden bezwaard
- hadden bezwaard
o.t.t.t.
- zal bezwaren
- zult bezwaren
- zal bezwaren
- zullen bezwaren
- zullen bezwaren
- zullen bezwaren
o.v.t.t.
- zou bezwaren
- zou bezwaren
- zou bezwaren
- zouden bezwaren
- zouden bezwaren
- zouden bezwaren
diversen
- bezwaar!
- bezwaart!
- bezwaard
- bezwarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze