Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bijvoeglijk naamwoord:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bijvoeglijk naamwoord from Dutch to English

bijvoeglijk naamwoord:

bijvoeglijk naamwoord [het ~] noun

  1. het bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
    the adjective; the adj.
    – the word class that qualifies nouns 1

Translation Matrix for bijvoeglijk naamwoord:

NounRelated TranslationsOther Translations
adj. adjectief; bijvoeglijk naamwoord adjectivisch; adjectivistisch; bijvoeglijk
adjective adjectief; bijvoeglijk naamwoord
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
adjective adjectivisch; adjectivistisch; bijvoeglijk

Wiktionary Translations for bijvoeglijk naamwoord:

bijvoeglijk naamwoord
noun
  1. een woordsoort die wordt gebruikt om een eigenschap of hoedanigheid van een zelfstandig naamwoord te benoemen
bijvoeglijk naamwoord
noun
  1. (grammar) a word that modifies a noun or describes a noun’s referent
  2. adjective that follows noun

Cross Translation:
FromToVia
bijvoeglijk naamwoord adjective adjectif — Grammaire (1)

Related Translations for bijvoeglijk naamwoord