Dutch
Detailed Translations for binnensteken from Dutch to English
binnensteken:
-
binnensteken (insteken)
Conjugations for binnensteken:
o.t.t.
- steek binnen
- steekt binnen
- steekt binnen
- steken binnen
- steken binnen
- steken binnen
o.v.t.
- stak binnen
- stak binnen
- stak binnen
- staken binnen
- staken binnen
- staken binnen
v.t.t.
- heb binnengestoken
- hebt binnengestoken
- heeft binnengestoken
- hebben binnengestoken
- hebben binnengestoken
- hebben binnengestoken
v.v.t.
- had binnengestoken
- had binnengestoken
- had binnengestoken
- hadden binnengestoken
- hadden binnengestoken
- hadden binnengestoken
o.t.t.t.
- zal binnensteken
- zult binnensteken
- zal binnensteken
- zullen binnensteken
- zullen binnensteken
- zullen binnensteken
o.v.t.t.
- zou binnensteken
- zou binnensteken
- zou binnensteken
- zouden binnensteken
- zouden binnensteken
- zouden binnensteken
en verder
- ben binnengestoken
- bent binnengestoken
- is binnengestoken
- zijn binnengestoken
- zijn binnengestoken
- zijn binnengestoken
diversen
- steek binnen!
- steekt binnen!
- binnengestoken
- binnenstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for binnensteken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
put in | binnensteken; insteken | binnenzetten; doen in; inbrengen; indoen; inprikken; instoppen; invoegen |
stick in | binnensteken; insteken | inplakken; inprikken |