Dutch
Detailed Translations for boogden from Dutch to English
bogen:
-
de bogen
-
bogen (zich kunnen beroemen op)
Conjugations for bogen:
o.t.t.
- boog
- boogt
- boogt
- bogen
- bogen
- bogen
o.v.t.
- boogde
- boogde
- boogde
- boogden
- boogden
- boogden
v.t.t.
- ben gebogen
- bent gebogen
- is gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
v.v.t.
- was gebogen
- was gebogen
- was gebogen
- waren gebogen
- waren gebogen
- waren gebogen
o.t.t.t.
- zal bogen
- zult bogen
- zal bogen
- zullen bogen
- zullen bogen
- zullen bogen
o.v.t.t.
- zou bogen
- zou bogen
- zou bogen
- zouden bogen
- zouden bogen
- zouden bogen
diversen
- boog!
- boogt!
- gebogen
- bogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bogen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arches | bogen | |
bends | bogen | |
boast | branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij | |
curves | bogen | bochten; kurven |
Verb | Related Translations | Other Translations |
boast | bogen; zich kunnen beroemen op | beroemen; bluffen; brallen; grootspreken; opscheppen; opsnijden; roem dragen; snoeven |
pride oneself on | bogen; zich kunnen beroemen op | beroemen; roem dragen; zich laten voorstaan |
take pride in | bogen; zich kunnen beroemen op |