Dutch
Detailed Translations for bouwvallig worden from Dutch to English
bouwvallig worden:
bouwvallig worden verb (word bouwvallig, wordt bouwvallig, werd bouwvallig, werden bouwvallig, bouwvallig geworden)
-
bouwvallig worden (vervallen)
Conjugations for bouwvallig worden:
o.t.t.
- word bouwvallig
- wordt bouwvallig
- wordt bouwvallig
- worden bouwvallig
- worden bouwvallig
- worden bouwvallig
o.v.t.
- werd bouwvallig
- werd bouwvallig
- werd bouwvallig
- werden bouwvallig
- werden bouwvallig
- werden bouwvallig
v.t.t.
- ben bouwvallig geworden
- bent bouwvallig geworden
- is bouwvallig geworden
- zijn bouwvallig geworden
- zijn bouwvallig geworden
- zijn bouwvallig geworden
v.v.t.
- was bouwvallig geworden
- was bouwvallig geworden
- was bouwvallig geworden
- waren bouwvallig geworden
- waren bouwvallig geworden
- waren bouwvallig geworden
o.t.t.t.
- zal bouwvallig worden
- zult bouwvallig worden
- zal bouwvallig worden
- zullen bouwvallig worden
- zullen bouwvallig worden
- zullen bouwvallig worden
o.v.t.t.
- zou bouwvallig worden
- zou bouwvallig worden
- zou bouwvallig worden
- zouden bouwvallig worden
- zouden bouwvallig worden
- zouden bouwvallig worden
diversen
- word bouwvallig!
- wordt bouwvallig!
- bouwvallig geworden
- bouwvallig wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bouwvallig worden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
decay | bederf; verbasterd woord; verbastering; verrotting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
decay | bouwvallig worden; vervallen | afrotten; bederven; ontbinden; rotten; vergaan; verkommeren; verrotten; verteren; vervallen; wegrotten |
deteriorate | bouwvallig worden; vervallen | afrotten; erger worden; ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verslechteren; verteren; wegrotten |