Noun | Related Translations | Other Translations |
basic rule
|
constitutie; gestel; grondwet
|
basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; hoofdregel; principe; stelregel; uitgangspunt
|
build
|
constitutie; lichaamsbouw
|
build; figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; uiterlijk; vorm
|
constitution
|
constitutie; gestel; grondwet; lichaamsbouw
|
grondwet; lichamelijke gesteldheid
|
figure
|
constitutie; lichaamsbouw
|
cijfer; debiel; figuur; flapdrol; gedaante; gek; gestalte; getal; idioot; imbeciel; lichaamslijn; lichaamspostuur; mafkees; mafketel; mafkikker; personage; postuur; rangnummer; silhouet; uiterlijk; verschijning; vorm; waanzinnige; zot
|
frame
|
constitutie; gestel
|
brilmontuur; casco; dakspant; frame; geraamte; kader; karkas; lijst; montuur; omlijsting; raam; raamwerk; rand; skelet; spant; vliegtuigromp
|
fundamental law
|
constitutie; gestel; grondwet
|
|
physique
|
constitutie; lichaamsbouw
|
|
stature
|
constitutie; lichaamsbouw
|
bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; uiterlijk; vorm
|
system
|
constitutie; gestel
|
aanpak; arbeidsmethodiek; methode; stelsel; systeem; werkmethode; werkwijze
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
build
|
|
aanbouwen; bijbouwen; bouwen; compileren; construeren; in elkaar timmeren; ineentimmeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; timmerend in elkaar zetten; uitbouwen
|
figure
|
|
figureren; visualiseren
|
frame
|
|
inlijsten; inramen; omkaderen; omlijsten
|