Dutch
Detailed Translations for dankend from Dutch to English
danken:
-
danken (bedanken)
-
danken (dank betuigen; bedanken)
-
danken (te danken hebben)
Conjugations for danken:
o.t.t.
- dank
- dankt
- dankt
- danken
- danken
- danken
o.v.t.
- dankte
- dankte
- dankte
- dankten
- dankten
- dankten
v.t.t.
- heb gedankt
- hebt gedankt
- heeft gedankt
- hebben gedankt
- hebben gedankt
- hebben gedankt
v.v.t.
- had gedankt
- had gedankt
- had gedankt
- hadden gedankt
- hadden gedankt
- hadden gedankt
o.t.t.t.
- zal danken
- zult danken
- zal danken
- zullen danken
- zullen danken
- zullen danken
o.v.t.t.
- zou danken
- zou danken
- zou danken
- zouden danken
- zouden danken
- zouden danken
en verder
- ben gedankt
- bent gedankt
- is gedankt
- zijn gedankt
- zijn gedankt
- zijn gedankt
diversen
- dank!
- dankt!
- gedankt
- dankend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
danken (bedankje)
-
danken (erkentelijkheid; dankbaarheid)
the appreciation; the gratitude; the gratefulness; the recognition; the recognizing; the thanks; the thankfulness