Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate dekens

Translate dekens from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

dekens:
- deans; doyens
deken:
- blanket; bedspread; cover; coverlet
Wiktionary:
- deken → blanket, dean
- deken → blanket, hood, lid, wrapper, jacket

Dutch

Detailed Translations for dekens from Dutch to English

dekens:

dekens [de ~] noun, plural

de dekens
the deans; the doyens
- deans [the ~] noun
- doyens [the ~] noun

Translation Matrix for dekens:

Noun	Related Translations	Other Translations
deans	dekens	decanen
doyens	dekens

Related Words for "dekens":

deken

deken:

deken [de ~ (m)] noun

de deken (beddedeken; dek)
the blanket; the bedspread; the cover; the coverlet
- blanket [the ~] noun
- bedspread [the ~] noun
- cover [the ~] noun
- coverlet [the ~] noun

Translation Matrix for deken:

Noun	Related Translations	Other Translations
bedspread	beddedeken; dek; deken	beddensprei; sprei
blanket	beddedeken; dek; deken
cover	beddedeken; dek; deken	afdekkap; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
coverlet	beddedeken; dek; deken	beddensprei; sprei
Verb	Related Translations	Other Translations
cover		afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overkoepelen; overtrekken; overwelven; stofferen; toevoegen; uiteenzetten; van bekleding voorzien; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen

Related Words for "deken":

dekens, dekentje, dekentjes, dek

Related Definitions for "deken":

warme lap om onder te slapen¹
- er lagen drie dekens op het bed¹

Wiktionary Translations for deken:

deken

noun

een (vaak dik) doek, met de functie om iemand te bedekken en daarmee warm te houden tijdens de slaap
- deken → blanket
voorzitter van de Nederlandse orde van advocaten
- deken → dean

deken

noun

church dignitary
- dean → deken
senior member of a group
- dean → deken
senior official in college or university
- dean → decaan; deken
fabric
- blanket → deken

Cross Translation:

From	To	Via
• deken	→ blanket; hood; lid; wrapper; jacket	↔ couverture — Grande pièce d’étoffe épaisse

¹Muiswerk Woordenboek