Summary
Dutch
Detailed Translations for doorbuigen from Dutch to English
doorbuigen:
-
doorbuigen (doorzakken)
Conjugations for doorbuigen:
o.t.t.
- buig door
- buigt door
- buigt door
- buigen door
- buigen door
- buigen door
o.v.t.
- boog door
- boog door
- boog door
- bogen door
- bogen door
- bogen door
v.t.t.
- heb doorgebogen
- hebt doorgebogen
- heeft doorgebogen
- hebben doorgebogen
- hebben doorgebogen
- hebben doorgebogen
v.v.t.
- had doorgebogen
- had doorgebogen
- had doorgebogen
- hadden doorgebogen
- hadden doorgebogen
- hadden doorgebogen
o.t.t.t.
- zal doorbuigen
- zult doorbuigen
- zal doorbuigen
- zullen doorbuigen
- zullen doorbuigen
- zullen doorbuigen
o.v.t.t.
- zou doorbuigen
- zou doorbuigen
- zou doorbuigen
- zouden doorbuigen
- zouden doorbuigen
- zouden doorbuigen
en verder
- is doorgebogen
- zijn doorgebogen
diversen
- buig door!
- buigt door!
- doorgebogen
- doorbuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorbuigen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bend | bocht; buiging; draai; kromming; kromte; kronkel; ronding | |
sag | uitzakking; verzakking | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bend | doorbuigen; doorzakken | buigen; doen buigen; krom buigen; krombuigen; kromtrekken; ombuigen; verbuigen |
give way | doorbuigen; doorzakken | begeven; eraf gaan; flippen; los worden; losgaan; uit de weg gaan; uitwijken; verzakken |
sag | doorbuigen; doorzakken | afglijden; aftakelen; afzakken; gaan hangen; inzakken; inzinken; sterk afnemen; teruglopen; uitbuiken; uitzakken; vallen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in |