Dutch
Detailed Translations for dram from Dutch to English
drammen:
-
drammen (zeuren; aandringen; doordrukken; doordrammen)
Conjugations for drammen:
o.t.t.
- dram
- dramt
- dramt
- drammen
- drammen
- drammen
o.v.t.
- dramde
- dramde
- dramde
- dramden
- dramden
- dramden
v.t.t.
- heb gedramd
- hebt gedramd
- heeft gedramd
- hebben gedramd
- hebben gedramd
- hebben gedramd
v.v.t.
- had gedramd
- had gedramd
- had gedramd
- hadden gedramd
- hadden gedramd
- hadden gedramd
o.t.t.t.
- zal drammen
- zult drammen
- zal drammen
- zullen drammen
- zullen drammen
- zullen drammen
o.v.t.t.
- zou drammen
- zou drammen
- zou drammen
- zouden drammen
- zouden drammen
- zouden drammen
diversen
- dram!
- dramt!
- gedramd
- drammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for drammen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
nag | geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
carry on one's point | aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren | |
nag | aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren | chicaneren; dwarszitten; etteren; griepen; harrewarren; jennen; klagen; kleinzielig gedragen; klieren; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zeuren; zieken |
External Machine Translations: