Dutch
Detailed Translations for drukt vast from Dutch to English
vastdrukken:
-
vastdrukken (aandrukken)
Conjugations for vastdrukken:
o.t.t.
- druk vast
- drukt vast
- drukt vast
- drukken vast
- drukken vast
- drukken vast
o.v.t.
- drukte vast
- drukte vast
- drukte vast
- drukten vast
- drukten vast
- drukten vast
v.t.t.
- heb vastgedrukt
- hebt vastgedrukt
- heeft vastgedrukt
- hebben vastgedrukt
- hebben vastgedrukt
- hebben vastgedrukt
v.v.t.
- had vastgedrukt
- had vastgedrukt
- had vastgedrukt
- hadden vastgedrukt
- hadden vastgedrukt
- hadden vastgedrukt
o.t.t.t.
- zal vastdrukken
- zult vastdrukken
- zal vastdrukken
- zullen vastdrukken
- zullen vastdrukken
- zullen vastdrukken
o.v.t.t.
- zou vastdrukken
- zou vastdrukken
- zou vastdrukken
- zouden vastdrukken
- zouden vastdrukken
- zouden vastdrukken
en verder
- ben vastgedrukt
- bent vastgedrukt
- is vastgedrukt
- zijn vastgedrukt
- zijn vastgedrukt
- zijn vastgedrukt
diversen
- druk vast!
- drukt vast!
- vastgedrukt
- vastdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vastdrukken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
press | drukpers; pers; uitgeverijen | |
wedge | keg; keil; wig | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fasten | aandrukken; vastdrukken | aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; binden; ergens aan bevestigen; hechten; in de val laten lopen; knevelen; knopen; meren; opsluiten; strikken; vastbinden; vasthaken; vastknopen; vastkoppelen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastnaaien; vastzetten; verbinden; verzekeren |
press | aandrukken; vastdrukken | aandringen; aanhouden; indrukken; induwen; knellen; op iets aandringen; oppersen; prenten; strak zitten |
wedge | aandrukken; vastdrukken |