Summary
Dutch
Detailed Translations for enter from Dutch to English
enteren:
-
enteren
Conjugations for enteren:
o.t.t.
- enter
- entert
- entert
- enteren
- enteren
- enteren
o.v.t.
- enterde
- enterde
- enterde
- enterden
- enterden
- enterden
v.t.t.
- heb geënterd
- hebt geënterd
- heeft geënterd
- hebben geënterd
- hebben geënterd
- hebben geënterd
v.v.t.
- had geënterd
- had geënterd
- had geënterd
- hadden geënterd
- hadden geënterd
- hadden geënterd
o.t.t.t.
- zal enteren
- zult enteren
- zal enteren
- zullen enteren
- zullen enteren
- zullen enteren
o.v.t.t.
- zou enteren
- zou enteren
- zou enteren
- zouden enteren
- zouden enteren
- zouden enteren
en verder
- ben geënterd
- bent geënterd
- is geënterd
- zijn geënterd
- zijn geënterd
- zijn geënterd
diversen
- enter!
- entert!
- geënterd
- enterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for enteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
board | aandeel; beheer; bestuur; deel; directie; hoofdbestuur; kostgeld; lat; legbord; leiding; part; schroot; smalle plank | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
board | enteren | emballeren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; inpakken; inwikkelen; kartonneren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen; verpakken |
Wiktionary Translations for enteren:
enteren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• enteren | → begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• enteren | → hook; couple; hang; secure; hitch on; hook on; attach | ↔ accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général). |