Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. eraf gaan:


Dutch

Detailed Translations for eraf gaan from Dutch to English

eraf gaan:

eraf gaan verb (ga eraf, gaat eraf, ging eraf, gingen eraf, eraf gegaan)

  1. eraf gaan
    to get off; to come off; to give way
    • get off verb (gets off, got off, getting off)
    • come off verb (comes off, came off, coming off)
    • give way verb (gives way, gave way, giving way)

Conjugations for eraf gaan:

o.t.t.
  1. ga eraf
  2. gaat eraf
  3. gaat eraf
  4. gaan eraf
  5. gaan eraf
  6. gaan eraf
o.v.t.
  1. ging eraf
  2. ging eraf
  3. ging eraf
  4. gingen eraf
  5. gingen eraf
  6. gingen eraf
v.t.t.
  1. ben eraf gegaan
  2. bent eraf gegaan
  3. is eraf gegaan
  4. zijn eraf gegaan
  5. zijn eraf gegaan
  6. zijn eraf gegaan
v.v.t.
  1. was eraf gegaan
  2. was eraf gegaan
  3. was eraf gegaan
  4. waren eraf gegaan
  5. waren eraf gegaan
  6. waren eraf gegaan
o.t.t.t.
  1. zal eraf gaan
  2. zult eraf gaan
  3. zal eraf gaan
  4. zullen eraf gaan
  5. zullen eraf gaan
  6. zullen eraf gaan
o.v.t.t.
  1. zou eraf gaan
  2. zou eraf gaan
  3. zou eraf gaan
  4. zouden eraf gaan
  5. zouden eraf gaan
  6. zouden eraf gaan
diversen
  1. ga eraf!
  2. gaat eraf!
  3. eraf gegaan
  4. eraf gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eraf gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
come off eraf gaan los worden; losgaan
get off eraf gaan afklimmen; afstappen; afstijgen; eruitgaan; loskomen; omlaagklauteren; omlaagstappen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; uitstappen; vrijkomen
give way eraf gaan begeven; doorbuigen; doorzakken; flippen; los worden; losgaan; uit de weg gaan; uitwijken; verzakken

Related Translations for eraf gaan