Dutch
Detailed Translations for erbij komen from Dutch to English
erbij komen:
-
erbij komen
Conjugations for erbij komen:
o.t.t.
- kom erbij
- komt erbij
- komt erbij
- komen erbij
- komen erbij
- komen erbij
o.v.t.
- kwam erbij
- kwam erbij
- kwam erbij
- kwamen erbij
- kwamen erbij
- kwamen erbij
v.t.t.
- ben erbij gekomen
- bent erbij gekomen
- is erbij gekomen
- zijn erbij gekomen
- zijn erbij gekomen
- zijn erbij gekomen
v.v.t.
- was erbij gekomen
- was erbij gekomen
- was erbij gekomen
- waren erbij gekomen
- waren erbij gekomen
- waren erbij gekomen
o.t.t.t.
- zal erbij komen
- zult erbij komen
- zal erbij komen
- zullen erbij komen
- zullen erbij komen
- zullen erbij komen
o.v.t.t.
- zou erbij komen
- zou erbij komen
- zou erbij komen
- zouden erbij komen
- zouden erbij komen
- zouden erbij komen
diversen
- kom erbij!
- komt erbij!
- erbij gekomen
- erbij komend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for erbij komen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
join | aanvoegen; join | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
join | erbij komen | aaneenlassen; aaneenschakelen; aansluiten; bij elkaar brengen; bijdoen; bijeen komen; bijeenbrengen; bijsluiten; bijvoegen; binden; bundelen; combineren; concentreren; deelnemen; een combinatie maken; erbij voegen; in de val laten lopen; knevelen; knopen; koppelen; lassen; meedoen; participeren; samenbrengen; samenkomen; samenvoegen; strikken; toevoegen; vastbinden; vastmaken; verbinden; voegen; zich voegen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
join | mede; mee |