Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. flakkeren:
  2. flakker:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for flakkeren from Dutch to English

flakkeren:

flakkeren verb

  1. flakkeren (vlammen; flikkeren)
    to flame; to blaze
    • flame verb (flames, flamed, flaming)
    • blaze verb (blazes, blazed, blazing)

Translation Matrix for flakkeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
blaze brand; fik; vlammenzee; vuur; vuurzee
VerbRelated TranslationsOther Translations
blaze flakkeren; flikkeren; vlammen blaken; laaien; licht uitzenden; sterk aanwezig zijn; stralen; vlammen; vlammen uitslaan
flame flakkeren; flikkeren; vlammen laaien

Related Words for "flakkeren":


Wiktionary Translations for flakkeren:


Cross Translation:
FromToVia
flakkeren undulate; drift; swirl; waft; flicker wabern — (intransitiv) sich unruhig, flackernd und unvorsehbar bewegen, insbesondere bei
flakkeren quiver; shiver; waver; wince frissonner — Avoir le frisson, un tremblement causé par le froid ou la fièvre.
flakkeren tremble; quiver; shiver; waver; wince frémir — Faire entendre une succession de petits bruits
flakkeren undulate ondoyerremuer, se mouvoir à la manière des ondes.
flakkeren scintillate; flare; flare up; flicker scintillerbriller, jeter des éclats par intermittence.
flakkeren vacillate; wobble vacillerchanceler ; trembler ; n’être pas bien ferme.

flakker:

flakker [znw.] noun

  1. flakker (vonk; glinstering)
    the sparkle

Translation Matrix for flakker:

NounRelated TranslationsOther Translations
sparkle flakker; glinstering; vonk flakkering; flikkering; flonkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; glinstering; glitter; restjes; schijn; schittering; sprankelen; sprankjes
VerbRelated TranslationsOther Translations
sparkle flikkeren; flonkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; kralen; mousseren; opbruisen; parelen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; tintelen; twinkelen; vonken; vonken schieten

Related Words for "flakker":