Noun | Related Translations | Other Translations |
extent of front
|
front; gevelbreedte
|
|
face
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
aangezicht; bakkes; bek; facie; gelaat; gevel; gezicht; letterbeeld; muil; ponum; porum; pui; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tater; tronie; vlak; voorgevel; voorzijde; waffel
|
façade
|
façade; front; gevel; pui; voorgevel; voorkant
|
dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen
|
front
|
aangezicht; façade; front; frontlijn; gevechtslinie; gevel; pui; voorgevel; voorkant; voorzijde; vuurlijn
|
dekmantel; vooreind; vooreinde; voorkanten; voorste gedeelte
|
front side
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
|
front view
|
façade; front; vooraanzicht; voorkant
|
vooraanzicht
|
frontage
|
front; gevelbreedte
|
gevel; pui; voorgevel; voorzijde
|
frontal view
|
façade; front; vooraanzicht; voorkant
|
frontaanzicht
|
frontline
|
front; frontlijn; gevechtslinie; vuurlijn
|
|
housefront
|
façade; front; gevel; pui; voorgevel; voorkant
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
face
|
|
confronteren; hoofd bieden; onder ogen zien; trotseren
|