Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. geaarzel:


Dutch

Detailed Translations for geaarzel from Dutch to English

geaarzel:

geaarzel [het ~] noun

  1. het geaarzel (getalm; getreuzel)
    the lingering; the loitering; the dithering; the dawdling

Translation Matrix for geaarzel:

NounRelated TranslationsOther Translations
dawdling geaarzel; getalm; getreuzel
dithering geaarzel; getalm; getreuzel rasteren
lingering geaarzel; getalm; getreuzel
loitering geaarzel; getalm; getreuzel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dawdling aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend
lingering aarzelend; armetierig; besluitloos; dralend; kwijnend; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend