Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. geklonken:
  2. klinken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geklonken from Dutch to English

geklonken:

geklonken adj

  1. geklonken (vastgeklonken)

Translation Matrix for geklonken:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
riveted geklonken; vastgeklonken

klinken:

klinken verb (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)

  1. klinken (klank voortbrengen; luiden)
    to sound; give a sound
  2. klinken (spijkeren; vastnagelen; timmeren; vastspijkeren; vastslaan)
    to hammer
    – create by hammering 1
    • hammer verb (hammers, hammered, hammering)
      • hammer the silver into a bowl1
    to spike
    – secure with spikes 1
    • spike verb (spikes, spiked, spiking)
    to nail down; to drive in nails
    • nail down verb (nails down, nailed down, nailing down)
    • drive in nails verb (drives in nails, drove in nails, driving in nails)
    to nail
    – attach something somewhere by means of nails 1
    • nail verb (nails, nailed, nailing)
      • nail the board onto the wall1
  3. klinken (vastklinken)

Conjugations for klinken:

o.t.t.
  1. klink
  2. klinkt
  3. klinkt
  4. klinken
  5. klinken
  6. klinken
o.v.t.
  1. klonk
  2. klonk
  3. klonk
  4. klonken
  5. klonken
  6. klonken
v.t.t.
  1. heb geklonken
  2. hebt geklonken
  3. heeft geklonken
  4. hebben geklonken
  5. hebben geklonken
  6. hebben geklonken
v.v.t.
  1. had geklonken
  2. had geklonken
  3. had geklonken
  4. hadden geklonken
  5. hadden geklonken
  6. hadden geklonken
o.t.t.t.
  1. zal klinken
  2. zult klinken
  3. zal klinken
  4. zullen klinken
  5. zullen klinken
  6. zullen klinken
o.v.t.t.
  1. zou klinken
  2. zou klinken
  3. zou klinken
  4. zouden klinken
  5. zouden klinken
  6. zouden klinken
diversen
  1. klink!
  2. klinkt!
  3. geklonken
  4. klinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klinken:

NounRelated TranslationsOther Translations
hammer hamer; hamerwerpen; kogelslingeren; slaghamer
nail klinknagel; nagel; spijker
sound geluid; intonatie; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; rumoer; timbre; toon; zeestraat; zeeëngte
spike hoogste punt; piek; top
VerbRelated TranslationsOther Translations
drive in nails klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
give a sound klank voortbrengen; klinken; luiden
hammer klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; timmeren
nail klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
nail down klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
rivet together klinken; vastklinken
sound klank voortbrengen; klinken; luiden beieren; bellen; doorklinken; echoën; galmen; iemand opbellen; klokluiden; luiden; met sonde onderzoeken; opbellen; resoneren; schallen; sonderen; telefoontje plegen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
spike klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren aan de spies rijgen; hameren; kloppen met een hamer; spietsen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
sound aannemelijk; betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; gedegen; gefundeerd; gegrond; kredietwaardig; logisch; op goede gronden steunend; solide; solvabel; solvent; steekhoudend; van goede hoedanigheid

Related Words for "klinken":


Synonyms for "klinken":


Related Definitions for "klinken":

  1. een geluid laten horen2
    • zijn stem klinkt verkouden2
  2. eraan vastmaken2
    • de platen werden aan elkaar geklonken2
  3. je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen2
    • om 12 uur klonken we met elkaar2

Wiktionary Translations for klinken:

klinken
verb
  1. een bepaalde klank voortbrengen
klinken
verb
  1. to produce the sound of a bell or a similar sound
  2. of something spoken or written, to appear to be, to seem, to sound
  3. to produce a sound

Cross Translation:
FromToVia
klinken ring klingeln — etwas schrillen lassen
klinken shrill schrillen(intransitiv) einen hohen, grellen und sehr lauten Ton erzeugen
klinken give a ring; ring the bell; toll; peal; ring; clang; sound; strike; resound sonnerrendre un son.