Summary
Dutch to English: more detail...
- geordend:
- ordenen:
-
Wiktionary:
- ordenen → geminate, digest, order
- ordenen → accommodate, adapt, adjust, arrange, cope, tune, attune, have available, have at one’s disposal, fix up, array
Dutch
Detailed Translations for geordend from Dutch to English
geordend:
-
geordend
Translation Matrix for geordend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
orderly | broeder; diaken; dierverzorger; hulp; militaire rapporteur; ordonnans; verpleger; verzorger; ziekenbroeder; ziekenoppasser | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
classified | geordend | |
orderly | geordend | gerangschikt; goed geordend; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt; welgeordend |
regulated | geordend | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
filed | geordend |
geordend form of ordenen:
-
ordenen (catalogiseren; organiseren)
-
ordenen (indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren)
-
ordenen (sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken)
-
ordenen
Conjugations for ordenen:
o.t.t.
- orden
- ordent
- ordent
- ordenen
- ordenen
- ordenen
o.v.t.
- ordende
- ordende
- ordende
- ordenden
- ordenden
- ordenden
v.t.t.
- heb geordend
- hebt geordend
- heeft geordend
- hebben geordend
- hebben geordend
- hebben geordend
v.v.t.
- had geordend
- had geordend
- had geordend
- hadden geordend
- hadden geordend
- hadden geordend
o.t.t.t.
- zal ordenen
- zult ordenen
- zal ordenen
- zullen ordenen
- zullen ordenen
- zullen ordenen
o.v.t.t.
- zou ordenen
- zou ordenen
- zou ordenen
- zouden ordenen
- zouden ordenen
- zouden ordenen
en verder
- is geordend
- zijn geordend
diversen
- orden!
- ordent!
- geordend
- ordenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ordenen (schikken)
Translation Matrix for ordenen:
Wiktionary Translations for ordenen:
ordenen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ordenen | → accommodate; adapt; adjust | ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité. |
• ordenen | → arrange; cope | ↔ arranger — arranger (transitive) (fr) |
• ordenen | → tune; attune; have available; have at one’s disposal; arrange; fix up; array | ↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable. |