Dutch

Detailed Translations for geschiktheid from Dutch to English

geschiktheid:

geschiktheid [de ~ (v)] noun

  1. de geschiktheid
    the suitability; the appropriateness; the ability

Translation Matrix for geschiktheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
ability geschiktheid aanleg; begaafdheid; behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; geldelijk vermogen; handigheid; knobbel; kracht; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; motorvermogen; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; truc; vaardigheid; vermogen; vernuft
appropriateness geschiktheid bruikbaarheid; relevantie; toepasbaarheid; toepasselijkheid
suitability geschiktheid billijkheid; redelijkheid; schappelijkheid; toepasbaarheid; toepasselijkheid

Related Words for "geschiktheid":


Wiktionary Translations for geschiktheid:

geschiktheid
noun
  1. quality of being suitable

geschikt:

geschikt adj

  1. geschikt (capabel; bekwaam; competent)
  2. geschikt (geëigend; passend; gepast)
  3. geschikt (adequaat; passend; gepast; juist)
  4. geschikt (tof)
    pleasant
    – (of persons) having pleasing manners or behavior 1
    • pleasant adj
      • I didn't enjoy it and probably wasn't a pleasant person to be around1
    good-natured
    – having an easygoing and cheerful disposition 1
    • good-natured adj
      • too good-natured to resent a little criticism1
      • the good-natured policeman on our block1
      • the sounds of good-natured play1
    genial
    – diffusing warmth and friendliness 1
  5. geschikt (arbeidsgeschikt; valide; in staat te werken)
  6. geschikt (schappelijk; billijk; redelijk)

Translation Matrix for geschikt:

NounRelated TranslationsOther Translations
fair kermis; kermisterrein
fine bekeuring; boete; boeten; bon; geldboete; geldstraf; penalty
fit convulsie; driftbui; fit; kramp; pasvorm; samentrekking; stuip; stuiptrekking; woedeaanval
fitting aan proberen; passen
good artikel; ding; goed; item; object; product; voorwerp; zaak
right gelijk; gerechtigheid; recht
VerbRelated TranslationsOther Translations
fine beboeten
fit aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; bijpassen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
moderate bedaren; bedwingen; beheersen; bemakkelijken; besparen; beteugelen; dempen; geld besparen; intomen; matigen; met mate gebruiken; minder gebruiken; simplificeren; temperen; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen; zich matigen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
able bekwaam; capabel; competent; geschikt bedreven; behendig; bekwaam; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; handig; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig
agreeable geschikt; tof aangenaam; behaaglijk; fijn; knus; lekker; plezierig; prettig
applicable gepast; geschikt; geëigend; passend toepasbaar
apposite gepast; geschikt; geëigend; passend toepasselijk; treffend
appropriate gepast; geschikt; geëigend; passend de moeite waard; lonend; toepasbaar; zinrijk; zinvol
apt gepast; geschikt; geëigend; passend ca.; toepasbaar; toepasselijk; treffend
capable bekwaam; capabel; competent; geschikt bedreven; behendig; bekwaam; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; handig; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig
competent bekwaam; capabel; competent; geschikt bevoegd; competent; deskundig; gediplomeerd; gekwalificeerd; oordeelkundig; rechtsbevoegd; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
considerate bekwaam; capabel; competent; geschikt bescheiden; dienstwillig; discreet; discrete; gedienstig; ingetogen; kies; vol zorg; voorkomend; zorgzaam
effective adequaat; gepast; geschikt; juist; passend afdoend; beslissend; de moeite waard; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig; lonend; met een krachtige uitwerking; overtuigend
efficient adequaat; bekwaam; capabel; competent; gepast; geschikt; juist; passend competent; de moeite waard; deskundig; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig; lonend; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
fit adequaat; arbeidsgeschikt; bekwaam; capabel; competent; gepast; geschikt; in staat te werken; juist; passend; valide blakend; fit; getraind; gezond
fitting gepast; geschikt; geëigend; passend gepast; keurig; netjes; passende; toepasbaar
genial geschikt; tof gemoedelijk; joviaal
good-natured geschikt; tof aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; mild; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
great geschikt; tof aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; betoverend; briljant; dolletjes; enig; enorm; excellent; fantastisch; fenomenaal; figuurlijk; flink; fors; geweldig; groot; groots; grootschalig; grote; hooggespannen; kiplekker; luisterrijk; magnifiek; mieters; prachtig; prima; puik; reuze; schitterend; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
moderate billijk; geschikt; redelijk; schappelijk gematigd; getemperd; middelmatige; moderaat
pleasant geschikt; tof aangenaam; behaaglijk; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fijn; fleurig; geestig; genietbaar; genoeglijk; gezellig; heugelijk; heuglijk; jofel; jolig; kleurig; knus; kwiek; lekker; leuk; levendig; lustig; monter; onderhoudend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; plezant; plezierig; prettig; sfeervol; sociabel; te genieten; uitgelaten; verblijdend; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
proficient bekwaam; capabel; competent; geschikt bedreven; behendig; bekwaam; fysiek in staat; geoefend; handig; in staat; kundig; vaardig; volleerd
proper adequaat; gepast; geschikt; juist; passend beschaafd; betamelijk; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gepast; gepaste; geschikte; keurig; manierlijk; netjes; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk
qualified bekwaam; capabel; competent; geschikt gediplomeerd; gekwalificeerd
reasonable billijk; geschikt; redelijk; schappelijk aannemelijk; acceptabel; degelijk; gefundeerd; gegrond; geloofwaardig; hebbelijk; logisch; op goede gronden steunend; passende; plausibel; solide; steekhoudend; waarschijnlijk
relevant gepast; geschikt; geëigend; passend de bedoelde alinea; desbetreffend; relevant; toepasbaar
skilled bekwaam; capabel; competent; geschikt bedreven; bekwaam; bevoegd; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geoefend; geschoold; onderwezen
suitable adequaat; gepast; geschikt; geëigend; juist; passend de moeite waard; gevoeglijk; lonend; toepasbaar
valid arbeidsgeschikt; geschikt; in staat te werken; valide aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; geldend; geldig; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend; valabel; valide
- adequaat; bekwaam; capabel
AdverbRelated TranslationsOther Translations
right rechtsaf; rechtsom
ModifierRelated TranslationsOther Translations
capable for work arbeidsgeschikt; geschikt; in staat te werken; valide
fair billijk; geschikt; redelijk; schappelijk behoorlijke; betrekkelijk; blond; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; fair; fideel; goudblond; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; redelijke; relatief; rondborstig; ronduit; tamelijke; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zedig
fine geschikt; tof akkoord; fijn; fijne; in orde; kiplekker; mee eens; mieters; opperbest; prima; slank en smal; subtiel; van zand of regen
good bekwaam; capabel; competent; geschikt aangenaam; akkoord; behaaglijk; braaf; competent; deskundig; deugdzaam; fijn; in orde; leuk; lief; mee eens; oordeelkundig; plezant; plezierig; prettig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; voorbeeldig; zoet
right gepast; geschikt; geëigend; passend akkoord; correct; eerlijk; fair; goed; in orde; juist; juiste; kloppend; mee eens; precies; rechts; uitgerekend; waar; zoëven

Related Words for "geschikt":

  • geschiktheid, geschikter, geschiktere, geschiktst, geschiktste

Synonyms for "geschikt":


Related Definitions for "geschikt":

  1. precies wat nodig is2
    • is deze jurk geschikt voor het feest?2
  2. iets heel goed kunnen2
    • hij is heel geschikt voor dit werk2
  3. prettig om mee om te gaan2
    • dat is een geschikte vent2

Wiktionary Translations for geschikt:

geschikt
adverb
  1. met de juiste eigenschappen
geschikt
adjective
  1. peculiar, suitable, fit, proper
  2. obsolete: set apart for a particular use or person
  3. suitable
  4. fit, suitable
  5. appropriate to a certain occasion

Cross Translation:
FromToVia
geschikt convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; useful commode — Pratique
geschikt of use; suitable; appropriate; apt; due; expedient; right; useful; fitting; applicable; convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; becoming; seemly; proper; decent; adequate convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.
geschikt suitable idoine — Qui est propre ou approprié à quelque chose, qui convient parfaitement à une situation.
geschikt opportune; convenient; handy; advantageous; comfortable; useful opportun — Qui est à propos, selon le temps et le lieu.
geschikt propitious; auspicious; advantageous; favorable; favourable propice — Qui est favorable, en parlant de divinité, toute puissance, ou autorité dont nous pouvoir dépendre.
geschikt reasonable; prudent; sensible; judicious; sound; wise; appropriate; becoming; seemly; suitable; proper raisonnable — Qui douer de raison, qui a la faculté de raisonner.

External Machine Translations:

Related Translations for geschiktheid